Regio – Het vriest een paar dagen in Nederland en meteen staat het land weer op z’n kop. IJsverenigingen proberen de eerste marathon op natuurijs te organiseren, een eerste ‘gek’ waagt alweer een rondje op het Zuidlaardermeer en de echte romanticus droomt stiekem van een Elfstedentocht.
Dat het morgen alweer gaat dooien, maakt eigenlijk niet uit. Als er geschaatst kan worden, dan doe je dat. Schaatsen zit in de Nederlandse volksaard. Niet zo gek ook dat het fenomeen sinds 2017 als immaterieel erfgoed wordt gezien.
Honderden jaren oud
Wie naar de oorsprong zoekt van de schaatstraditie, moet ver terug in de tijd. Hoewel niet duidelijk is of schaatsen ook door Nederlanders is bedacht, zijn er wel schaatsen gevonden die uit de 13e eeuw dateren. “Rond die tijd werd de metalen schaats uitgevonden”, weet schaatshistoricus Marnix Koolhaas. “Maar toen was ijzer behoorlijk prijzig. Vanaf de 14e, 15e eeuw werd schaatsen toegankelijk voor de massa.” Dat schaatsen in die tijd populair is, zie je bijvoorbeeld ook aan schilderijen die de nodige musea hebben. Oer-Hollandse taferelen met een schaatsende menigte met op de achtergrond natuurlijk een molen.
