Regio – In deze achtdelige serie worden de posities binnen een voetbalelftal met een vette knipoog beschreven door onze huisanalyticus Theo Leliveld. Wat maakt een bepaalde positie zo bijzonder en wat zijn de eigenaardigheden van diegene die juist op die plaats zijn of haar kunsten vertoond?
Vooral als aanspeelpunt om de bal in bezit van de ploeg te houden, maar ook om met zijn lengte en fysiek gevaar voor het vijandelijk doel te stichten. De spits moet handelingssnelheid bezitten en in een split-second beslissen over de voortzetting.
Hij moet kunnen kaatsen, oftewel een bal in de voeten van de mee opgekomen medespelers kunnen leggen. Hij moet doelgericht zijn en de doelpuntenproductie voor zijn team opkrikken en dus over een goede traptechniek beschikken. Ook in de lucht, dus met de nodige sprongkracht en atletisch vermogen, dient hij een goed niveau te etaleren. Hij dient snelheid te hebben om gelanceerd te worden richting het doel. Hij moet een actie hebben, een mannetje kunnen uitspelen en oog hebben voor zowel het doel als voor zijn teamgenoten. Een leiderstype dat ontzag inboezemt en schrik aanjaagt bij de tegenstander.
De topscorer van het elftal.
De spits is één van de belangrijkste spelers uit je team (in ieder geval dat denken ze.) Hij moet er persoonlijk voor zorgen dat de bal het netje doet bollen. Een echte spits moet daarom ook goed kunnen afronden, aanspeelbaar zijn, goed kunnen koppen, in de laatste minuten iets kunnen forceren en de spits is natuurlijk ten allen tijden de topscoorder van het elftal. Helaas missen ze op ons niveau allemaal wel een paar van deze eigenschappen.
Het herkennen van een spits is vrij simpel. Neem nou een typische wedstrijddag. De coach had de avond van tevoren nog in de groepsapp doorgegeven dat iedereen om elf uur aanwezig moest zijn. Natuurlijk is onze sterspeler nergens te vinden, totdat hij om twaalf uur aankomt kakken. Vaak komt dit fenomeen voor als hij iets te veel bezig was met het scoren in de bar. Wat ook kan voorkomen is de sterke diepgang van de spits, waardoor hij iets te diep in het glaasje heeft gekeken.
Een neusje voor de goal is zeker nodig op deze positie. Een goal is zoals wij allen weten 7,32 meter breed en 2,44 meter hoog. Toch blijkt het voor menigeen spits lastig om de vaak iets te bonkige keeper te verschalken.
Als zijn frustratie dan al zo hoog is kan het best voorkomen dat hij de bal zo’n zwieperd geeft dat deze teruggevonden kan worden op de parkeerplaats achter het veld. Zijn hoofd wordt nog heter als hij dan “Honderd” hoort uit de mond van een traag backie die al hijgend terugkomt stormen om zijn positie weer in te nemen.
Hierdoor is het temperament van een “spits” vaak nog voller dan volle melk. Waardoor hij vaak een plakje kaas mag toevoegen aan zijn verzameling. Als je erover na gaat denken is het vrij logisch dat onze spitsen zo onbesuisd zijn. Alleen zij hebben twee verdedigers tegenover zich, vaak in de combinatie van een kleine dikke en een lange dunne. Beiden zijn ook zeker niet bang om aan de noodrem te trekken als dit nodig is en ook als het niet nodig is.
Na afloop van de wedstrijd mag onze spits zijn net te kleine scheenbeschermertjes wederom danken. Twee termen staan bij een echte spits niet in het woordenboek: “Buitenspel” en “Meeverdedigen”. Als hij ziet dat de bal in de ploeg is spurt hij weer naar voren en verwacht een lange bal. Eenmaal aangekomen krult hij de bal strak in de bovenhoek, om dit daarna te vieren alsof het beslissende doelpunt is gevallen in de Champions League finale. Totdat het geschal van een fluit klinkt over het knollenveld. Waarna je ziet dat onze meneer “de altijd eerlijke” vlagger fier staat te zwaaien met zijn vaandel alsof het zijn verjaardag is.