Regio – Veel gemeentebesturen worstelen op dit moment met de asielopvang. Het kabinet wil desnoods opvangplekken afdwingen, maar de omstreden Spreidingswet om dit te regelen, is net pas ingediend bij de Tweede Kamer. In de tussentijd moeten gemeenten verder met de opvang op vrijwillige basis. Maar, wie beslist er dan: de raad of het college?
Wanneer het gaat om statushouders (asielzoekers die reeds een verblijfsvergunning hebben) is de Huisvestingswet duidelijk: het college is verantwoordelijk voor hen, waarbij een wettelijk vastgelegde formule in acht moet worden genomen. Werkt het college niet mee, dan kunnen gedeputeerde staten via de taakverwaarlozingsregeling van de Gemeentewet ingrijpen, zoals bijvoorbeeld Delfzijl gebeurde. Maar de Huisvestingswet kent geen regeling voor asielzoekers die nog geen vergunning hebben.
Discussie wie erover gaat
In veel gemeenten is nu discussie gaande over wie hier beslissingsbevoegd is. Is dat het college, zoals vaak wordt geredeneerd, omdat dit onder het ‘dagelijks bestuur’ zou vallen? En moet de raad dan om wensen en bedenkingen worden gevraagd? Of beslist de gemeenteraad zelf? Gemeenten lijken er verschillend mee om te gaan.
Wie de systematiek van de Gemeentewet volgt kan maar op één antwoord uitkomen naar mijn oordeel. Duidelijk moge zijn dat er geen bijzondere wet is (totdat de Spreidingswet er is) die gemeenten juridisch verplicht medewerking te verlenen bij de opvang van asielzoekers. Oud-staatssecretaris Broekers-Knol moest eerder al toegeven dat afdwingen van noodopvang niet kon, na kritiek van staatsrechtgeleerden.
Het ontbreken van een bijzondere wet betekent automatisch dat er géén sprake is van medebewind, nu medebewind bij of krachtens wet gevorderd moet worden. Dat betekent automatisch dat er op dit moment sprake is van een autonome bevoegdheid. De regeling daarvan wordt overgelaten aan het gemeentebestuur. De autonome bevoegdheden, zowel tot regelgeving als tot bestuur, liggen op basis van de Gemeentewet bij de gemeenteraad. Oók de uitvoerende bevoegdheden dus.
Autonome bestuursbevoegdheid
De zogenoemde autonome bestuursbevoegdheid is bij de dualisering van het lokale bestuur onderwerp van discussie geweest, maar de conclusie leidde dat deze niet zonder grondwetswijziging bij het college kon worden belegd. Nu de Grondwet op dit punt nimmer gewijzigd is, is de Gemeentewet sinds de dualisering evenmin aangepast op dit punt en dús is de raad bevoegd.
Dat is alleen anders wanneer het om dagelijkse behartiging van autonome taken gaat, dan is het college aan zet omdat het college over het ‘dagelijks bestuur van de gemeente’ gaat. Deze bevoegdheid van het college reikt naar mijn mening niet zover dat daaronder autonome bevoegdheden van de raad kunnen worden gebracht, althans niet zonder handeling van de raad zelf. Daarmee zou de systematiek van de Gemeentewet worden uitgehold.
In de memorie van antwoord bij de Gemeentewet werd al opgemerkt dat het primaat bij de raad ligt in deze en dat die raad de bevoegdheid van het college afbakent. Het college moet wanneer het toch iets nieuws wil oppakken onder het dagelijks bestuur de raad vroegtijdig betrekken, zodat de raad kaders kan meegeven, maar de raad kan ook beslissen een bevoegdheid aan zich te houden.
Daarnaast geeft het ‘dagelijks bestuur’ het college geen publiekrechtelijke bevoegdheden. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde eerder rond artikel 160 Gemeentewet dat deze bepaling vooral een interne bevoegdheidsverdeling inhoudt en géén grondslag kan bieden voor een publiekrechtelijke bevoegdheid van het college. Wel kan de raad er zelf voor kiezen de keuze aan het college over te dragen. Vanzelfsprekend is het college vanaf dan bevoegd.
Maar de raad kan op basis van een oud arrest van de Hoge Raad over de Staphorster kippen ook de concrete aanwijzing van locaties aan zichzelf houden. Het college kan dan niet meer dan een voorstel inbrengen en zich mengen in de beraadslagingen.
Gemeenteraad: pak je rol!
Raden moeten dus nadrukkelijk hun rol pakken, zeker bij een onderwerp dat helaas vaak tot veel maatschappelijke onrust leidt. Gelet op die maatschappelijke onrust past het dan ook niet helemaal dat de Spreidingswet de bevoegdheid straks bij het college legt. Het ‘dualiseringskader’ schrijft voor dat bestuursbevoegdheden waarbij het belang van een sterke democratische legitimatie groot is, bij de raad moeten liggen.
Maar zo systematisch zullen onze landelijke politici wel niet willen denken, want dan komt van gedwongen spreiding natuurlijk weinig terecht.
Staatssecretaris Van der Burg en minister De Jonge schreven al eerder dat doorgepakt moet worden, ook wanneer lokaal bestuurlijk draagvlak ontbreekt. Zoals wel vaker houdt de wetgever zich niet aan de eigen gestelde kaders en heeft men weinig respect voor lokale democratie. De gemeenten lijken in de ogen van het kabinet toch vooral lokale uitvoeringskantoren van de rijksoverheid.